Proefnotities van een leek.

Proefnotities van een leek.

Door Aad Kuijper | 10 april 2016

Ik weet niet hoe het met u zit, maar ik heb een lastige relatie met Bordeaux. Een van mijn mooiste wijnervaringen was een Latour ’82 en dat is meteen het probleem. Tegen de tijd dat ik geld begon te verdienen was Bordeaux onbetaalbaar geworden. Het alternatief was een Chateau Migraine 1961 Premier Cru Declassé.
Bordeaux had mij vanuit zijn ivoren Latour veroordeeld tot de supermarkt en daarmee bekoelde onze liefde. Gelukkig komen er de laatste jaren steeds betere, betaalbare Bordeauxs op de markt. Met dank aan Okhuysen –en hun ‘Bordeaux iconen’ als Barberousse- hebben Bordeaux en ik het inmiddels bijgelegd in mijn bescheiden kelder.

Mijn vreugde was dan ook groot toen ik onverwacht werd uitgenodigd om mij aan te sluiten bij het ‘Okhuysen proefteam’ dat begin april naar de ‘en primeur’-proeverijen in Bordeaux zou gaan. Natuurlijk sloot ik aan! Lekker wijnproeven dacht ik in mijn onschuld, maar dat viel vies tegen. Met een gemiddelde van honderd wijnen op een dag is het leuke er voor een leek al snel af.

Het is werken wat deze mannen doen. Iedere fles wordt gewikt, gewogen, becommentarieerd en met de andere oogstjaren vergeleken. Ik heb Xavier in vier dagen een vuistdikke handleiding Bordeaux 2015 zien schrijven.

Het is de eerste dag: ik doe nog mijn best om het tempo bij te houden: ik proef, beoordeel en schrijf mijn vingers stijf maar al na een ochtend zakt de moed mij in de schoenen. Veel fruit, frisse zuren, goede lengte mooi! Veel verder rijkt mijn vocabulaire niet en dat blijkt na veertig flessen niet bijster ver.
Waar ik nog net weet of ik me op de linker of rechteroever bevindt, stuurt Xavier de auto achteloos pratend het ene na het andere landweggetje in. Kijk daar ligt Pontet-Canet en daar Haut-Huppeldepup. Namen, gebiedjes, jaargangen, het duizelt me.

Ik besluit me de rest van de trip te concentreren op waar ik het best in ben: wijnen proeven en die indelen in twee handzame categorieën: lekker en niet lekker.
Ik noteer alleen nog wat indruk maakt.
Margaux, geweldig lekker.
Latour, kan het lekkerder?
Pontet-Canet, heel lekker.
Figeac, ongelooflijk lekker.
Larmande en soutard, zéér lekker.
Qua ‘lekker’ is 2015 wat mij betreft een groot Bordeauxjaar.

En toen kwam Haut-Brion. Dat was zo lekker dat ik er een heuse proefnotitie van heb gemaakt.

Op Haut-Brion worden we ontvangen door de wijnmaker, een schuchtere man op leeftijd die ons bescheiden de hand schudt. Je zou verwachten dat hij zich voor de prijs die zijn wijnen opbrengen wel een nieuw jasje kan permitteren. Maar mode lijkt hem niet te interesseren. Vol liefde praat de man over de jaargang. Het valt mij op dat hij de eerste wijnmaker is die in alle openheid spreekt. Geen eiken doortimmerd marketingverhaal als op Cos d’Estournel, deze man praat als een vader over zijn lastige kinderen. “Wit is wel goed maar niet groots dit jaar, we hadden problemen met de sémillion en daardoor heeft de wijn meer sauvignon dan andere jaargangen.”

Hij loopt langs de tafel. Ik ruik voorzichtig aan het eerste glas terwijl ik luister naar zijn stem. “Op het rood hebben we lang moeten wachten, het wilde maar niet rijpen. Maar (betekenisvolle stilte) ons wachten werd beloond.”

De zachte ernst van zijn toon wordt onderstreept door het kraken van het parket onder zijn schoenen. Dit is nog het Bordeaux dat we kennen uit vervlogen tijden. Op Haut-Brion geen moderne kunst maar portretten van voorvaderen aan de muur. Geen uitgekiend lichtplan maar kroonluchters aan het plafond. In het verfwerk van de buitendeuren ontdek ik zowaar een bladdertje. Het lijkt wel of hier echte mensen wonen.

Dan de wijn. Wat moet ik zeggen… Mooie vulling breed in het midden met een lange finale? Welnee, nog voor ik iets kan denken loopt het kippenvel over mijn rug.
La Mission Haut-Brion is als Mozart: een en al expressie en jaloersmakende virtuositeit. Dit is Paul McCartney op zijn best: de wijn sprankelt uit het glas. De neus is puur allegro, de smaak begint met een adagio om te eindigen met een prachtig vivace. Blackbird singing in the dead of night.
En toen moest het beste nog komen: het glas ernaast, de buurman.
In het echt worden de wijngaarden van La Mission en Haut Brion slechts gescheiden door een provinciale weg. En ook op het proefplacemat voor mijn neus staan ze gebroederlijk naast elkaar.
Voorzichtig pak ik het glas bij het pootje als om de wijn niet te storen. Ik wals, ik ruik, en neem dan een piepklein slokje.
Hoe piepklein toch verpletterend kan zijn.
Haut-Brion 2015 is een dik velours gordijn dat open gaat om een zangeres te onthullen die een ragfijn stukje Bach zingt. De slotklanken ijlen na afloop minuten lang na in je hoofd. Wat een wijn. Dit is perfectie. Hier is alles in balans. Vijftien procent alcohol en toch is er niets dat daar op wijst.
Xavier noteert iets in zijn boekje, ik niet: dit kan ik wel onthouden.

Als met een onzichtbaar touwtje word ik teruggetrokken naar het glas. Dit ga ik dus mooi niet uitspugen, mijn slikspieren smeken om in actie te mogen komen. Uiteindelijk drink ik sipje voor sipje alles op. Opgeteld zal het niet meer dan een gemiddelde slok geweest zijn, zeg maar het bodempje dat je normaal achteloos in de gootsteen giet. Maar wel de mooiste slok van mijn leven.

Vier dagen en vierhonderd wijnen later rij ik terug naar huis. Nuchter maar dronken van de indrukken. Dank je wel Xavier, Larry en Job voor een geweldige ervaring. Ik begrijp nu pas hoe moeilijk het is wat jullie doen. Wat een kennis en gedrevenheid ervoor nodig is. Ik zal voortaan altijd netjes naar jullie adviezen luisteren en niet meer zo eigenwijs zijn. Ik beloof alleen nog maar mooie wijnen te drinken. Ik ben al aan het sparen voor de Haut-Brion.